De onderstam bepaalt de groeikracht van de boom.
Hoe groter de groeikracht hoe minder snel er vruchtzetting optreedt.
Bij een hoogstam (typisch onderstam Bittenfelder zaailing, met een tussenstam) moet je 8 tot 12 jaar wachten vooraleer de fruitproductie op gang komt.
Beroepstelers planten appellaagstammen aan in haagvorm op onderstam M9. Deze onderstam vormt een zeer klein wortelstel met een daardoor zeer beperkte groeikracht.
Positieve effecten van deze onderstam met beperkte groekracht, zijn dat deze boompjes al één jaar na het planten vruchten opleveren.
Negatieve effecten zijn dat deze boompjes permanent steun behoeven omdat ze anders omwaaien, dat ze een zeer rijke bodem (leem) nodig hebben en dat ze geen 20 jaar meegaan.
Er wordt trouwens van laagstam fruit ook gezegd dat het ondergeschikt is aan hoogstam fruit, omwille van lager mineralen- en vitamienen gehaltes.
Zeker er is ook dat stroopfabrikanten de markt afschuimen naar appels en peren van hoogstammen, omdat deze hogere concentraties aan pectine bevatten en dat met alleen laagstam fruit de stroop onvoldoende dikt.
Laagstam appelbomen in handel aangeboden zijn meestal de overschotten van wat er aan de beroepstelers verkocht wordt. De onderstam is 99% zeker M9.
Heb je zandgrond in je tuin, heb je met zo'n boompje enkel miserie en geen fruit.
Op zandgrond of minder vruchtbare grond kies je als onderstam voor een appel M26. Grotere groeikracht, pas na 2jaar fruit, gaat 50 jaar mee.
Diezelfde uitleg over onderstammen bestaat ook voor peren, kersen, pruimen, noten, kastanjes,....
De onderstam is het belangrijkste van je boom. Mijn advies koop je boom bij iemand die afficheert welke onderstam er gebruikt is.
Kijk even in de catalogus van boomkwekerij de Linde uit Kemmel voor de keuze van de juiste soorten (download de pdf-file)
http://www.boomkwekerijdelinde.be/catalog/index.cfm?DATA_GROEP=0
De soorten staan er gerangschikt volgens bewaartijd. Je vindt er ook de beste soorten om zonder spuitmiddelen te kweken, de zogenaamde RGF-soorten:
RGF staat voor: ressources génétiques fruitières. Onderstaande soorten zijn in het C.R.A. (afdeling plantenziekten) te Gembloux
gedurende jaren getest op de belangrijkste schimmelziekten en als tamelijk weerstandbiedend bevonden.